4 PS § 503
§ 503. Verantwoordelijkheid van de bestuurder
(A) verantwoordelijkheden.– Een ruiter is verantwoordelijk voor de naleving van de gestelde regels of mondelinge instructies van amusementsritten en dient zich te houden aan het volgende:
(1) een ruiter mag niet aan boord gaan of afstappen van een amusementsrit, behalve in een aangewezen gebied indien er een is voorzien.
(2) een rijder mag geen voorwerp of materie uit een amusementsrit gooien of verwijderen.
(3) een rijder mag op geen enkele manier handelen in strijd met de gestelde en mondelinge regels tijdens het instappen, rijden op of afstappen van een amusementsrit.,
(4) een rijder mag zich niet schuldig maken aan roekeloze handelingen of activiteiten die de neiging kunnen hebben zichzelf of anderen te verwonden.
(5) tijdens het gebruik van amusementsritten waarvoor besturing of controle over zichzelf of een auto-apparaat vereist is, moet elke rijder te allen tijde redelijke controle houden over zijn snelheid en koers. Een rijder mag de rit niet zodanig besturen dat hij een andere persoon opzettelijk schade toebrengt.,
(6) een berijder mag geen veiligheidsvoorzieningen, veiligheidsgordels, harnassen of andere beveiligingssystemen loskoppelen, uitschakelen of proberen los te maken of uit te schakelen vóór, tijdens of na het begin van de rit, behalve op uitdrukkelijke instructie van de bestuurder.
(7) een rijder mag niet van boord gaan of proberen te stappen van een amusementsrit voordat, tijdens of nadat de beweging van een rit is begonnen, behalve op uitdrukkelijke instructie van de exploitant., (8) een rijder mag niet aan boord gaan of proberen aan boord te gaan van een amusementsrit als hij onder invloed is van alcohol of een gereguleerde stof zoals gedefinieerd in de wet van 14 April 1972 (P. L. 233, nr. 64), bekend als de gereguleerde stof, Drug, apparaat en cosmetische wet, die van invloed is op zijn vermogen om de rit veilig te gebruiken en zich te houden aan de gepubliceerde en mondelinge instructies. De bestuurder kan voorkomen dat een rijder die merkbaar of blijkbaar onder invloed van drugs of alcohol is, op een amusementsrit rijdt., Een exploitant die een rijder belet om in overeenstemming met dit lid aan boord te gaan, is op geen enkele wijze of in welke mate dan ook strafrechtelijk of civielrechtelijk aansprakelijk indien de exploitant een redelijke basis heeft om aan te nemen dat de rijder onder invloed is van drugs of alcohol.
(9) een rijder mag de beoogde snelheid, koers of richting van een rit niet wijzigen of verbeteren door gebruik te maken van een niet-geautoriseerd apparaat, instrument of methode.,
(10) een rijder van 14 jaar of ouder die een rit maakt nadat hij geen passende vergoeding heeft betaald voor het gebruik ervan, wordt, wanneer de regels en voorschriften van het pretpark dit vereisen, beschouwd als een overtreder.
(11) een berijder mag niet trachten toegang te krijgen tot de bedieningsorganen van een amusementsrit die uitsluitend is ontworpen om te worden geëxploiteerd door werknemers van pretparken. (B) uitzonderingen.– Subparagraaf (a) is niet van toepassing op een persoon die vanwege doofheid, blindheid, mentale beperking of een taalbarrière niet in staat is de gestelde regels of mondelinge instructies te begrijpen., (C) definities.– Zoals in deze afdeling wordt gebruikt, hebben de volgende woorden en zinnen de Betekenis die daaraan in deze onderafdeling wordt gegeven:”Een aandoening waarbij een individu 3/60 of 10/200 of minder normaal zicht heeft. * doofheid.”Een aandoening die zodanig is dat een individu volledig doof is of wiens gehoor zo slecht is dat hij niet in staat is om de gesproken Engelse taal te begrijpen of te communiceren.