recente innovaties in gedragsverandering hebben voor het grootste deel een omweg gemaakt rond de rol van cognitieve processen in de productie en verlichting van symptomatologie., Hoewel zelf-rapporten van privé-ervaringen niet verifieerbaar zijn door andere waarnemers, bieden deze introspectieve gegevens een schat aan testbare hypothesen herhaalde correlaties van maten van afgeleide constructies met waarneembaar gedrag hebben consistente bevindingen in de voorspelde richting opgeleverd.systematische studie van zelfrapporten suggereert dat iemands geloofssystemen, verwachtingen en veronderstellingen een sterke invloed uitoefenen op zijn toestand van welzijn, evenals op zijn direct waarneembaar gedrag., Door een cognitief model toe te passen, kan de clinicus neurotisch gedrag nuttig interpreteren in termen van de idiosyncratische concepten van de patiënt van zichzelf en van zijn levende en levenloze omgeving. De geloofssystemen van het individu kunnen grofweg tegenstrijdig zijn; dat wil zeggen, hij kan tegelijkertijd geloof hechten aan zowel realistische als onrealistische conceptualisaties van dezelfde gebeurtenis of object. Deze inconsistentie in overtuigingen kan bijvoorbeeld verklaren waarom een individu met angst kan reageren op een onschuldige situatie, ook al erkent hij tegelijkertijd dat deze angst onrealistisch is.,
cognitieve therapie, gebaseerd op cognitieve theorie, is ontworpen om de idiosyncratische, maladaptieve ideatie van het individu te wijzigen. De fundamentele cognitieve techniek bestaat uit het afbakenen van de individuele specifieke misvattingen, vervormingen, en maladaptieve veronderstellingen, en van het testen van hun geldigheid en redelijkheid. Door de greep van zijn doorzettende, vervormde ideatie los te maken, wordt de patiënt in staat gesteld zijn ervaringen realistischer te formuleren. De klinische ervaring, evenals sommige experimentele studies, wijzen erop dat dergelijke cognitieve herstructurering tot symptoomverlichting leidt.